woensdag 27 januari 2010

MEERPAAL 67

tussen het muntje en
het hoofd dat knikt
hangt iets vaags
een soort knagen

wie denkt als hij
begrijpen wil
weet dat wel
het is bekend

als het niet knaagt
zal het hoofd
het nooit van
muntjes halen

MEERPAAL 66

als we nu eens zelf een kader zoeken
waar ons arendsoog blijven hangen wil

we zien opeens geen vlekken meer
of ellende op een somber gelaat

we zien bloemenvelden die piano's zijn
we horen in dat rood en groen de toetsen

gaan zitten tot we hele symfonieën horen
er is geen tijd meer om ons in te halen

MEERPAAL 65

welkom in de pluchen zetels van
pakweg een dame van bijna dertig
wees niet bang dat je tijd te kort
zodra je zit stopt de klok met tikken

onthou dat wat je ziet ruikt hoort
voelt die dame van bijna dertig is
opgelost kan je haar denken proeven
tot het zo beklemt dat tijd weer opstaat

jij eindelijk weet wat je zou moeten denken

MEERPAAL 64

1. zo werd ze geboren
met een ietwat andere naam
ze is het voor haar lieven
de buren en haar baas

2. dit is ze geworden
eerst als inlognaam
voor haar eigen woorden
later voor wie ze leest

3. samen zijn ze sterker
op papier en in een zaal

4. apart zijn ze te weerstaan

dinsdag 26 januari 2010

MEERPAAL 63

het is geweest vervlogen
dat wat was is niet meer

wie het zag, vertelde dit:
kleine vlieger stortte neer

wie het gelooft, weet dat:
als phoenix begint het weer

MEERPAAL 62

op een dag ademt ze zich de ramen uit
om daar buiten naar zichzelf te kijken
met een blik die door de ruiten schuift

dan wikt ze en weegt ze een verdere zet
tot daar waar ze met inhaleren begint
en dan komt alles wellicht wel weer goed

MEERPAAL 61

soms zou een mond op
automatische piloot
best handig zijn

terwijl je schuchter
naast de ogen kijkt
toch dat praten

opeens een verhaal
dat lippen aanzet
tot bewegen

niet meer zwijgt